Er zijn veel mythen geweven rond de Primula veris (= de kleine eersteling van de lente). De plant wordt ook wel sleutelbloem genoemd en zou niet alleen verschillende deuren openen, zoals die naar het paradijs, maar ook op deze aarde groeien omdat Petrus zijn sleutelbos had laten vallen. Toen de engelen naar de aarde kwamen om de sleutels te zoeken, vonden ze alleen maar gele sleutelbloemen.
Al eeuwenlang stellen de mensen de geneeskrachtige eigenschappen van de sleutelbloem zeer op prijs. De Duitse kloostermoeder Hildegard von Bingen raadde ze al aan, vooral vanwege de opfleurende werking ervan. In de Middeleeuwen werd de sleutelbloem ook wel jichtbloem genoemd vanwege het gebruik als middel tegen jicht en gewrichtsreumatiek.
Tegenwoordig wordt de sleutelbloem hoofdzakelijk gebruikt bij verkoudheden. De wortels bevatten triterpeensaponine via welke de zenuwvezels de bronchiale slijmvliezen stimuleren om meer slijm aan te maken, waardoor het makkelijker wordt om het op te hoesten.